Leven van gebed

Wat betekent bidden?

psalmen_boek.jpg

“Bidden is het verheffen van de geest tot God”. Zo zegt de Griekse Kerkvader Johannes Chrysostomus het. Dat wil zeggen dat we in het gebed onze geest moeten scheiden van de dagelijkse beslommeringen en hem omhoog moeten richten tot God.

Sint-Augustinus zei: “Je verlangen is je gebed: als je verlangen aanhoudt, is je gebed aanhoudend!”

Als bidden verlangen is, zou bidden makkelijk moeten zijn. Maar het menselijk verlangen is dikwijls niet zuiver, omdat het niet gericht is waarop het gericht zou moeten zijn. Daardoor verlangen we niet spontaan wat goed is voor ons en voor iedereen. Daarom is bidden zo moeilijk. Omdat we bijvoorbeeld niet noodzakelijk krijgen wat we menen te ‘moeten’ hebben.

Bidden is vooral luisteren. Het is vooral open en dankbaar zijn voor wat ons gegeven wordt, zonder dat we er om vragen. Bidden is luisteren, met heel ons wezen.

De Psalmen – het oudste gebedenboek van de Kerk – leert ons dat bidden smeken of vragen kan zijn, soms zelfs ‘vloeken’. Maar het echte gebed resulteert altijd in dankzegging en lofprijzing en wordt voltooid in de stilte.

In de monastieke gemeenschappen – en dus ook in Westmalle - worden de Psalmen ook gezongen als het gebed van Christus.

Bij elk gebed herdenken de monniken Maria. Van haar kunnen ze immers leren dat bidden luisteren is en instemmen met Gods Woord. Daarom ‘luisteren’ de monniken naar de Heer, die hen dagelijks uitnodigt: “Als je heden mijn stem hoort, maak je hart dan niet ongevoelig!” (Ps. 95)

Doel van het gebed

psalmen_zingen.jpg

Wanneer we willen bidden schieten woorden ons vaak te kort. We vinden er niet voldoende of niet de juiste. Daarom bidden de monniken voornamelijk met woorden uit de Psalmen. Het Boek der Psalmen is een school voor het gebed.

Wanneer de monniken samen bidden, wordt het gebed krachtiger. Sommige Psalmen worden dagelijks gebeden, andere om de week of om de twee weken. In ieder geval wordt het Psalmboek tijdens de getijden om de veertien dagen volledig doorgenomen.

Het bidden van de getijden wordt het Opus Dei – het werk Gods – genoemd.

Echt bidden betekent niet alleen bidden op de expliciete gebedsmomenten. In de christelijke traditie wordt er gesproken over het ‘voortdurend gebed’. Dat wil zeggen dat de broeders in feite altijd moeten bidden in een eindeloze poging om bij alles wat ze doen te leven in en vanuit Gods aanwezigheid.

De vastgelegde gebedsmomenten herinneren de monniken eraan dat elke gebeurtenis – hoe futiel ook – een geprivilegieerd moment van Godsontmoeting kan zijn. Daarvoor moeten ze aandachtig en bewust leven. Als je goed leeft, wordt het leven zélf gebed.

De gebedstijden

Vanouds bidden monniken op alle belangrijke momenten van de dag, en zelfs bij nacht: tijdens de nachtwake, bij het aanbreken van de dag, in de voormiddag, op de middag, na de middag, bij valavond en bij het begin van de nacht.

Deze getijden dragen nog de traditionele namen. Respectievelijk: vigilie, lauden, terts, sekst, noon, vespers en completen.

De namen verwijzen naar een oude uurregeling. De noon – van het Latijnse woord voor negen – is bijvoorbeeld het gebed op het negende uur van de dag. Ons woordje ‘noen’ is ervan afgeleid.

In zijn Regel stelt Sint-Benedictus voor deze uren zo te wijzigen dat er tijd genoeg is voor werk, lezing en persoonlijk gebed.

De uren van Eucharistie, getijden en maaltijden liggen vast. De overgebleven tijd delen de monniken zelf in. Wie ’s morgens bijvoorbeeld omwille van het werk geen persoonlijk gebed kan doen, doet dat later op de dag.

De tussentijden op zondag zijn – op advies van Sint-Benedictus – helemaal voor lezing, individuele bezinning, meditatie of persoonlijk gebed in stilte bestemd.