“Naarmate men voortgang maakt in het monniksleven en in het geloof, verruimt zich het hart en snelt men met een onuitsprekelijk blije liefde voort langs de weg van Gods geboden”
- uit de proloog van de Regel van Sint-Benedictus -
De cisterciënzer levenswijze
De levenswijze in de cisterciënzerorde van de strikte observantie, is een leven van volledige toewijding aan God in een contemplatieve setting. Het is een leven in broederlijke eenheid, eenzaamheid en stilte, gebed en werk. De cisterciënzer levenswijze is cenobitisch. De cisterciënzer monniken leven in gemeenschap op een vaste plek, waar zij God zoeken en Christus volgen onder een Regel en een abt. De cisterciënzer gemeenschap wil een school zijn van broederlijke liefde. Christus wordt er gevormd in het hart van de monniken door de liturgie, arbeid en broederschap.
Uitzuivering van motivaties
Wie monnik wil worden volgt de stem van zijn hart. Verschillende motiveringen brengen een mens aan de kloosterpoort. Soms is het een impuls van wereldvlucht of een zoeken naar meer innerlijkheid. In ieder geval is het een proces dat vraagt om verduidelijking, verheldering en uitzuivering. In het klooster is de novicemeester als opleidingsverantwoordelijke aangesteld om dat proces naar uitzuivering te begeleiden. Hij is degene die helpt om Gods werkingen in het leven van de kandidaat te onderscheiden. Daarom is het noodzakelijk dat er een vertrouwensband groeit tussen de kandidaat en zijn novicemeester. Behulpzaam hierbij kan een psychologische test zijn, die vooraf aan de intrede wordt afgenomen.
Eerste contact
In een eerste gesprek formuleert de kandidaat zijn vraag aan de novicemeester. Hij geeft een open en eerlijk inzicht in zijn biografie. Uiteraard is het van belang dat de kandidaat geen zaken verzwijgt of uit de weg gaat die het verlangen kunnen verduidelijken. Aan de hand van dit eerste gesprek zal in samenspraak het verdere verloop van een mogelijk traject uitgezet worden. Het kan zijn dat de novicemeester de kandidaat adviseert om elementen uit het verleden verder uit te klaren in een therapeutische setting. Of om een aantal onafgewerkte thema´s prioriteit te geven.
Heb je vragen over roeping? Wens je een gesprek over wat er allemaal mogelijk is? Neem dan contact op met onze vormingsverantwoordelijke en novicemeester broeder Samuel (br_samuel@abdijwestmalle.be)
1. Stage in de gemeenschap
Wanneer voldoende rijpheid aanwezig is, zal de novicemeester de kandidaat uitnodigen om enkele dagen in het gastenhuis te logeren. De kandidaat kan in eerste instantie proeven van het monastieke dagritme. Beide partijen krijgen zo gelegenheid elkaar beter te leren kennen. Een volgende stap in het traject bestaat uit een langer verblijf in de gemeenschap, waar de kandidaat met de noviciaatsgroep lessen volgt, en meewerkt en meebidt met de communiteit. Zo leert hij het cisterciënzer leven van binnenuit kennen en bouwt de kandidaat langzaam een vertrouwensband op met de gemeenschap. Tijdens zijn verblijf heeft hij meerdere gesprekken met de novicemeester.
2. Intrede in de abdij
Blijft het verlangen om monnik te worden verder rijpen en groeien, en beschikt de kandidaat werkelijk over voldoende emotionele en psychische rijpheid, dan wordt in overleg een intrededatum vastgelegd. Op de dag van intrede begint het postulaat. Er wordt een regeling getroffen voor al of niet gebruik van eigendommen van de kandidaat, welke in principe zijn eigendom blijven. Het postulaat is een tijd van initiatie en langzaam vertrouwd raken met het cisterciënzer leven. Gebed, arbeid, liturgie en lectio divina staan centraal. De novicemeester helpt bij het overwinnen van moeilijkheden eigen aan de periode van fysiek en emotioneel afstand nemen van activiteiten en relaties in de maatschappij, die voordien een belangrijk deel van het leven uitmaakten. Het postulaat duurt gewoonlijk vier à vijf maanden, afhankelijk van de persoonlijke groei. Aan het eind van deze periode volgt een evaluatie waarin het verlangen van de postulant wordt getoetst om op de ingeslagen weg verder te gaan.

3. Noviciaat
Indien de vreugde om de gemaakte keuze nog steeds de overhand heeft en de kandidaat blijk geeft van evenwicht, kan hij het noviciaat beginnen. In een kleine ceremonie ontdoet hij zich in de kapittelzaal symbolisch van zijn wereldse kleding en ontvangt hij het witte habijt van de cisterciënzers: tuniek, schapulier, singel en koormantel. Op dat moment ontvang hij meestal ook een nieuwe naam, als teken van zijn bekering.
Vanaf dat ogenblik begint het canoniek noviciaat. Het is een periode van persoonlijke assimilatie van het cisterciënzerleven. Door gebed, ascese, groei in zelfkennis en door deelname aan het gemeenschapsleven, doen novicen een diepere persoonlijke ervaring op van de cisterciënzer levenswijze. De novicen krijgen dagelijks een uur les en hebben wekelijks een gesprek met de novicemeester. Onderwerpen van het studieprogramma zijn: Regel van Benedictus, cisterciënzergeschiedenis en spiritualiteit, de psalmen, liturgie, heilige Schrift, monastieke traditie, enz. Op regionaal vlak zijn er ook vormingsweken, samen met jongeren van andere benedictijnse huizen in de Lage Landen. Het noviciaat duurt twee jaar.
4. Tijdelijke professie
Aan het eind van het noviciaat vraagt de novice om zich uitdrukkelijk te engageren in de communiteit door het uitspreken van tijdelijke geloften. Dit engagement voor telkens één jaar, kan hij driemaal herhalen. Deze drie jaren van tijdelijke professie kunnen maximaal met zes jaar verlengd worden. Door het uitspreken van zijn tijdelijke geloften, geeft de nieuwe broeder te kennen dat hij verder wil groeien in het monniksleven. Er breekt een nieuwe fase aan. Hij krijgt eigen, bescheiden verantwoordelijkheden in de gemeenschap en verlaat de noviciaatsgroep. Eventueel kan hij zich in deze periode verder oriënteren op een filosofische en theologische studie, indien de mogelijkheid en de wens van een priesterwijding reëel is. Deze studie kan ook op een later moment van start gaan.
5. Plechtige professie
Na minimaal drie jaar tijdelijke professie kan de broeder aan de abt vragen om plechtige geloften te mogen uitspreken. Hij verbindt zich dan definitief met de gemeenschap, met de plaats, en met de orde van Cîteaux. Deze plechtige, of solemnele professie is niet het eindpunt van het vormingstraject, maar een beginpunt. Monnik worden blijft immers een groeiproces, een leven lang. In een plechtige viering zal de klein-geprofeste de monnikswijding ontvangen en tegenover God en de abt de drie geloften afleggen van gehoorzaamheid, stabiliteit en monastiek levensgedrag. Vanaf dat moment maakt de broeder deel uit van het kapittel van solemneel geprofeste broeders met actief en passief stemrecht. Hij krijgt nu een eigen taak in de abdij waarvoor hij verantwoording aflegt bij de abt. Hij zal zich echter verder blijven vormen door persoonlijke lezing en studie, door het wel en wee van het gemeenschapsleven en door een innige gebedspraktijk.