Een leven van gebed

Monniken volgen een traditie om op alle belangrijke momenten van de dag, en zelfs ‘s nachts, te bidden. Dat wil zeggen: tijdens de nachtwake, bij het aanbreken van de dageraad, in de voormiddag, op de middag, na de middag, in de vroege avond en bij het begin van de nacht.

De getijden

Dat ritme noemen we de ‘getijden’ en elk moment verwijst nog met de oude benaming naar een oude uurregeling. Respectievelijk: vigilie, lauden, terts, sekst, noon, vespers en completen. 

Monniken hebben een lange traditie om op alle belangrijke momenten van de dag, en zelfs ‘s nachts, te bidden.

‘Lauden’ verwijst naar de lofpsalmen die de monniken zingen bij het aanbreken van de dag en ‘vespers’ verwijst gewoonweg naar het Latijnse woord voor avond. En in ‘completen’ zit het woord ‘compleet’, wat staat voor het einde van dag die biddend wordt afgesloten.

Sint-Benedictus stelt in zijn Regel echter voor deze uren zo te vervroegen of te verlaten dat er bruikbare tussentijden ontstaan voor een gunstige verdeling tussen werk, lezing en persoonlijk gebed.

Bidden in gemeenschap

De monniken nemen tijdens de getijden het Psalmenboek om de veertien dagen helemaal door.

‘Woorden tijdens het gebed schieten ons vaak te kort. We vinden er niet voldoende, of komen niet op de juiste.’ Daarom bidden de monniken samen, meestal met de woorden uit de Psalmen. Dit Boek is een school voor het gebed, dat krachtiger wordt door samen te bidden.

Sommige psalmen bidden de monniken dagelijks, andere wekelijks en nog andere om de twee weken. Zo nemen ze tijdens de getijden het Psalmenboek om de veertien dagen helemaal door. Het bidden van de getijden – of de ‘koorofficie’ – noemt men ook het Opus Dei of het ‘Werk Gods’.